Anne Vegter

Al meteen vanaf haar eerste gedichtenbundel Het veerde uit 1991 werd de stijl van Anne Vegter (1958) als springerig gekenschetst. Het was niet haar eerste boek. De kinderboeken De dame en de neushoornuit 1989 en Verse bekken uit 1990 gingen daaraan vooraf en ook die boeken vielen op door een vrije en levendige stijl. Anne Vegter schrijft grillige poëzie, zo viel regelmatig te lezen, die enerzijds surrealistisch en droomachtig kan worden genoemd, maar net zo goed verontrustend en raadselachtig. Kwalificaties overigens die allemaal in positieve zin worden gebruikt. Sommigen vinden het raadsel en de grilligheid wat teveel, maar de meeste critici prijzen het avontuur en de overrompeling die met dat raadsel en die grilligheid meekomt.

Wat je weinig las en leest is dat de stijl van Anne Vegter en haar manier van formuleren en structureren van met name haar poëzie (maar ook haar toneelwerk en kinderboeken) zo goed laat zien hoe mensen gewoonlijk denken; en dan bedoel ik vooral het denken tussen de bedrijven door, in alledaagse omstandigheden, zoals tijdens de afwas, tijdens het doen van boodschappen, in bed, in de sportschool, onderweg of tijdens gesprekken. Natuurlijk, niet letterlijk, want Vegter is een dichter die heel precies weet te stileren en een dramatisch accent aan haar zinsopvolging weet te geven. Maar hoe doorwrocht en geladen de regels ook worden, het ongerijmde denken blijft er altijd herkenbaar in.

Bijzonder is dat dit hardop denken niet alleen eigenzinnig en speels is, maar in vrijwel elk gedicht tot de nodige kernachtige uitspraken over het leven leidt; uitspraken over onderwerpen waarover we nooit uitgesproken raken omdat ze ons te boven gaan: hoe moet ik leven, hoe reageer ik op een ander, waar vind ik liefde, wat doen pijn en genot met ons, ben ik alleen of niet?

“Ik dacht eigenlijk aan vier situaties, liefst pijnlijke natuurlijk 
of plaatselijke ongemakken en ook wel: hoe zij dat deed.”
(Plaatselijke ongemakken uit Aandelen en obligaties, 2002)

“Net voorbij het hek hielden we elkaar scherp in het oog
maar iedereen zweeg, zoals vaker bij doden.”
(Moratorium uit Spamfighter, 2007)

“Zijn de coördinaten waarop jij je bevindt veranderlijk
reis dan minder grillig.” 
(Wisselende posities uit Spamfighter, 2007)

Het zijn allemaal aspecten van de vraag hoe te leven in de zekerheid van een aantal onopgeloste vraagstukken, zoals Ilja Pfeijfer schreef naar aanleiding van Anne Vegters’ bundel Spamfighter. Wat een dichter met die vraag of die vraagstukken ook doet, weinigen zullen het lef hebben er zo onverbloemd en direct over te schrijven. Er is een hoop dat pijnlijk is, dat onbegrijpelijk is, dat erom vraagt bestreden en soms ook gekoesterd te worden en Anne Vegter maakt dit op niet mis te verstane wijze duidelijk. Ze toont zich daarin tegelijk een moedig en een kwetsbaar dichter. Moedig omdat ze niet kiest voor keurig opgeruimde en ingerichte gedichten, kwetsbaar omdat de directheid van haar taal als banaal kan worden afgedaan of dat alle uitspraken die ze doet als een persoonlijke bekentenis van de persoon Anne Vegter wordt beschouwd, in plaats van als door de dichter Anne Vegter gekozen woorden en zinnen.

Als Anne Vegter het gedicht Meten & wegen (uit haar laatstverschenen bundel Eiland berg gletsjer) waarin ze het over Anne Vegter heeft, afsluit met de zin “Lezers zoeken iemand om in uit te rusten”, dan toont ze zich zowel bewust van die twee rollen als van de mogelijke reactie van poëzielezers op die dubbele positie. Waarschijnlijk zijn ze bij haar (of Anne Vegter) aan het verkeerde adres, schreef Piet Gerbrandy naar aanleiding van die zin, want Anne Vegter (of zij) is een dichter die liever wakker schudt dan in slaap sust. Hoe waar dat ook is, alles in dat wakker schudden klopt ook en al helpt dat het uitrusten niet, het levert de lezer een poëtische waarheid op waar je ieder dag opnieuw mee vooruit kunt. “Gisteren zei iemand het past of fluit ernaar” schreef Anne Vegter in hetzelfde gedicht. En zo is het maar net.