Anne Faber

Haar gezicht hebben we gezien. Haar gezicht in het vergelende zwartwit
van de krant, op koele schermen waarop straks weer een autorace,
een hond die kunstjes doet, iemand die insecten eet.

Haar naam hebben we gehoord. Hoe iemand het zonlicht
de hemel uit liet vallen, de tijd wegsneed. Hoe dagen
werden weggestreept uit een lange lijst van dagen.

Ook een vreemde breekt, een vreemde snakt naar adem,
een land vol onvermoede vreemden zit verbeten
naar het nieuws te staren.

Toon gezichten die zomaar gezichten waren, noem de namen
die zomaar namen waren, vertel de levens die vreemde levens
zijn geweest. Er valt niets los te laten.

Nu ze bestaan, bestaan ze steeds en hun hartslag klinkt diep
in onze kamers, huizen, straten. Zo klinkt onze tijd.
Het machteloze bonzen van wat achterblijft.
N.a.v. de dood van Anne Faber en de gevoelens van onmacht en woede over de mazen in ons rechtssysteem.