Een bos

Wat je kunt: een boom planten in omgewoelde aarde, zien hoe de takken 
naar de hemel reiken. Zon. Maan. De hemel die je zelf ooit hebt 
vervloekt. Een zomerdag begraven. Door de tijd heen kijken. 

Onder de boom staan als het waait, weten waarvoor te weinig woorden zijn. 
Te weinig handen. Denken. Water geven. Zien hoe de stammen 
langzaam dikker worden, het leven zich een uitweg bloeit. 

Hoe ieder voorjaar weer het blad, ieder najaar weer het vallen. Hoe weinig 
blijft staan. Hoeveel. Onder die bast de cirkeling van zonderjaren, 
ring na ring woedend opgeruimde of intact gelaten kamers,
onthouden gedachten, de lach, de verhalen. 

Wat je weet: onder de grond groeit een wirwar van lopers en draden,
vormen een netwerk van minieme signalen, tasten over en weer – 
men hecht onzichtbaar aan elkaar, vloeit samen. 

Er is niets meer. Er is alles. In de takken hangt de zon, de maan. 
Alle bomen dragen namen. En ze groeien. Ze groeien. 
Van kruin tot wortels trillend van bestaan.

A forest

plant a tree in fresh-turned earth, see branches
reaching for the sky. The sun. The moon. The sky that you 
once cursed. Bury a summer’s day. Look through time. 

Stand under the tree when the wind gets up, knowing where words fail.
Where hands are not enough. Thinking. Watering the trees.
Seeing trunks slowly thicken as life blossoms a way out.

The leaves that come again each spring and fall in autumn. How little stands
the test of time. How much. Under the bark the years of absence circle,
ring after ring of rooms, cleared out in rage or preserved intact,
remembered thoughts, the smile, the stories.

What you know: below the surface a tangle of runners and threads grows,
forming a network from the slightest signals, feeling its way, touching –
unseen we cling to each other, merging together.

That’s all there is. It is everything. The sun dangles from the branches,
the moon. All the trees bear names. And grow. They grow.
From crown to root they tremble with existence.

Translation: David Colmer

Herdenking MH17