Het lentekanon
en dan: ineens
geen gebeurtenis.
vandaag geen nieuws.
geen zwaailicht of wind.
ik sta zonder voelspriet stil.
enkel de zon die doorbreekt tussen mijn ribben.
verder niets. man op balkon.
in de verte: geschiet.
geen mensen hier.
enkel een kaasschaaf
blikkert in mijn hand
als een oudhollands wapen.
enkel wij tegenover elkaar.
minder dan iemand.
en ik denk nog
ik moet iets doen
maar de zon eet mijn mond
glipt naar binnen in horden
legt lobben rond mijn ogen
steekt het stuif in al mijn woorden
als kleine stokken.
we zijn begonnen.
't kanon van de lente werd ingezet.
ik zwaai wat ik kan om haar te schaden
david met kaasschaaf
en zie: de stralen tuimelen omlaag…
of toch een paar. lullige lichtplakjes
krullen zich op mijn balkon.
aan mijn voeten brabbelt de kosmos
onverstaanbare peutertaal.
zonnetje wordt beetje boos.
ze groeit de katjes uit mijn oren
uit mijn navel, ellebogen
knoken, halfverstikte strot
rukt zij nu op in scherpe loten.
mannenlichaam staat in knop.
dat heb ik weer.
en ik moet nog
orde op aarde scheppen
het licht van de duisternis
aftrekken, ik moet het heelal
als een hond doen kermen
mijn vijand verschroeien, mijn lief
de waarheid zeggen, ik moet
mijn tegenstem nog uitbrengen
de dood vergruizen met een lied
rouwen op rijm, sonnetten schrijven
heel dit volk met troost invetten.
heden geen nieuws.
geen mensen hier.
in de verte: geschiet.
en de winter doet niets.
en de bliksem doet niets.
enkel een heimelijk tikkende bloem
geil van onmacht.
ik ben op zoek
naar een pen om mijn taal uit te likken.
© Ramsey Nasr, 16 april 2011
Na de schietpartij in Alphen aan den Rijn