In memoriam mei

Ik, Harry Kurt Victor Mulisch, volle zoon van alle muzen
ik was de gloeiende bode van vuur, komend van niets
was ik op weg naar een brandnieuwe mythe.

Ik was het goudstof en de wind, ik was ibis, piramiden
ik was een ommekeer in inkt, ik was het duizendjarig licht
ik was de pijp, het Leidseplein, ik was een pupil van
     onsterfelijkheid.

Ik was de kogelvrije vlinder en de kern van alle oorlog
vulkaanzwemmer, godeneter, ik, de keizer van het lot
ik was de heimat, ik was ballingschap: ik was de Paradox.

En hier, binnen in dit eenpersoonsheelal, mijn blauwe labyrint
waar alle vingers doven – langzaam op de tast, hier bleef ik over.
De dood is mijn broekzak: Grote Eén gaat trap na oneindige trap.

Met de tocht in mijn botten en een uitzicht zonder god zo blijf ik,
Harry Mulisch, de ontdekker van uw hemel.
Ik was de brenger van letter en stof. En als u sterft, dan leef ik nog.
Bij de dood van Harry Mulisch