Latere mensen

Ze waren er niet toen de grenzen vielen, toen het vuur ‘s nachts,
toen kinderen soldaten werden en je in hun ogen zag
hoeveel marcheren op begraven leek.

Toen de ontploffing haast iedereen omhelsde, verduisterende as,
de armen om elkaar geslagen, bezig aan een droom waarin
elk kind nog vleugels had. Niet toen de halve stad
neerkwam en steeds dezelfde namen klonken,
sleets al van vergeefse moeite.

Toen de ratelende tanks met de vierkante mannen, toen de wind
niet meer ging liggen en elke boom, alsof hij weg wilde lopen,
zijn wortels naar boven bewoog. Toen de bliksem kwam,
de kanteling die alles verschoof, het stampen
van laarzen, sprinkhanend geknaag.

Ze kwamen toen alles al was opgeruimd, bijgelegd en
ingekleurd. Toen alles was gemaakt en iedereen
begraven. Er was niemand om te vragen
wat er was gebeurd.

Ze kwamen na de helft. In gouden tijden.
Er was niemand om hen te benijden.
Behalve, af en toe, zijzelf.
4/5 mei 2017