Onze geschiedenis

Je kunt je de dagen niet voorstellen, in zo’n hof. De dagen.
De gang van trage kuddedieren, de leeuw altijd kalm
naast het lam. Dof getok, schor gekakel.

Geritsel dat maar voort bleef duren, als het stromen
van een volkomen droge rivier. Steeds die gapende,
eindeloze uren. Het verlangen naar elders
beving ons, nam zienderogen toe.

Latere mensen spraken graag over God, zijn hof
als snijvlak van ruimte en onbegrensde tijd.
Maar voor ons was hij vooral begrenzing,
gebodsbord, overheid.

Wij staarden almaar voor ons uit, wij hadden geen verhaal.
Voor welke zonde was dat onze straf? Wij vroegen beleefd
om verlichting, verbeelding. Gedichten desnoods;
we oogstten gelach.

Er moest een uitgang zijn. Wij lagen wakker ’s nachts en
streepten opties weg. Een gat in de grond, een muur,
een hek. Maar uit wat volkomen lijkt
kom je niet meer weg.

Uiteindelijk begrepen we het allebei: het antwoord was
ons óók door God gewezen. We klommen omhoog,
betaalden de slang. Een vooraf vastgestelde prijs.

En eenmaal boven plukten we gretig, braken de ruggen
en sloegen toen open: ieder woord dat we lazen
was valluik, uittocht, paradijs.
Boekenweek 2017