Over het effect van poëzie

Mijn zoon leert taal voor over zee. Hij worstelt met een t die klinkt
alsof hij er niet is. ‘Ik slis,’ zegt hij, ‘maar dat is niet zo erg
in het begin.’

Omdat ik van hem hou krijg ik hem zo te zien, vers gedolven taal,
moeizaam slalommend om zijn grotemensentanden,
een jongen uit een ander land.

Als ik huil, huil ik niet om hem. Niet om zijn uitspraak, de restjes
verwarring in zijn hoofd over Engeland en engelen,
niet eens om zijn onzekerheid.

Als ik huil is het omdat hij vraagt, aan zijn volwassen, iets te dikke
en weinig elegante moeder, terwijl hij er de meest oprechte
belangstelling in legt: ‘Do you want to be a ballet dancer?

En mam? Weet je wat ik heb gezegd?’
Gedichtendag 2018