Week van de pleegzorg

Ik kreeg een kind te leen en wilde ervoor zorgen. Maar het kind
smeet met bestek, met gore woorden. Het had geen lichaam
dat aan armen was gewend. Ik smeerde brood dat het
niet wilde eten, het huilde ’s nachts.

Ik kreeg een kind te leen. Het was nog niets vergeten. Soms schoot
een visje van een glimlach langs, een flard bestaan dat het
nooit had gekend. Niet echt. Het raakte voorzichtig
gewend, groeide in mijn vreemde kamers.
Zong een liedje. Liep niet weg.

Ik kreeg een kind te leen en wilde ervoor zorgen. Soms mocht ik
kusjes geven als het pijn had. Meestal niet. Dan zweeg het lang,
alsof het weg was. Soms vroeg het kind waar het zou blijven.
Het schopte ergens tegen, gooide glazen in
of maakte speelgoed stuk.

Ik kreeg een kind te leen. Het zou me zoveel geven
dat ik bijna omviel. En ik noemde dat: geluk.
N.a.v. de Week van de Pleegzorg.