‘In één dappere blik vangt ze alles wat er onder het deksel zit’ | Toespraak Joost Oomen

Naar aanleiding van de feestelijke inauguratie reflecteerde Joost Oomen op de taken van de Dichter des Vaderlands. De tekst is een ode aan de poëzie en wat een goed gedicht vermag: ‘de dichter helpt de mensen in zichzelf te kijken’.

Hij zwaaide daarmee Tsead Bruinja uit, maar was ook hoopvol over de toekomst: “Daarom ben ik zo blij dat Lieke Marsman de nieuwe Dichter des Vaderlands is. Ze heeft daadwerkelijk de beste ogen van het land.”

Hieronder vindt u de volledige toespraak van Joost Oomen.

Op 24 december 1968, aan het einde van een jaar vol oorlog, politieke onrust en geweld, vlogen drie jongens om de maan. Hun namen waren Frank Borman, William Anders en Jim Lovell. Ze waren de eerste op die plek, nooit eerder was er een ruimtevaartuig met mensen aan boord ontsnapt aan het zwaartekrachtveld van de aarde, om in het zwaartekrachtveld van een ander hemellichaam terecht te komen. Ze waren met nog meer dingen de eerste, zo zagen ze als eerste de achterkant van de maan en zonden ze voor het eerst een televisie-uitzending uit vanuit de ruimte, maar bovenal waren ze de eerste die iets anders zagen opkomen dan de zon of de maan. Aan het einde van hun vierde rondje zagen de drie astronauten de aarde boven de maanhorizon uit komen. De blauwgroene planeet hing vierhonderdduizend kilometer bij hen vandaan, in het zwarte niets en de drie astronauten waren verrukt, maakten foto’s en beseften dat die planeet hun thuis was. Dat elke straathoek die ze ooit waren gepasseerd, elk restaurant dat ze ooit hadden bezocht, elke kat die ze ooit hadden aangehaald, elke vriend waarbij ze ooit een sigaret hadden gebietst, elk strand waar ze ooit op hadden gezonnebaad en elke boom die ze ooit groen, bruin, kaal en weer groen hadden zien worden, daar zweefde op dat kleine bolletje.

            Jim Lovell stak zijn duim op. Hij legde zijn duim over de aarde heen. Hij bewoog zijn duim naar de zijkant en onthulde alles wat hij kende. Hij hield zijn duim weer recht en alles verdween weer onder zijn duim.

Dat trucje met die duim, dat is de de eerste taak van de Dichter des Vaderlands. Een manier vinden om alles in dit land onder één ding te vangen, zonder afbreuk te doen aan de veelheid en de complexiteit ervan. Om het nog moeilijker te maken mag de Dichter des Vaderlands zijn of haar duimen niet gebruiken, want het vangen moet gebeuren met het glibberigste en grilligste van allemaal: een gedicht.

            En men wil niet alleen een gedicht, men wil een goed gedicht. Met de beeldscherpte van de grootste telescoop ter wereld. Dus kijkt de Dichter des Vaderlands uit het raam in de hoop dat daar iets voorbij dwarrelt dat symbool voor heel Nederland kan staan en toch uniek is.

In de biografie van astronaut Jim Lovell staat dat toen hij zijn duim over de aarde legde, hij dat deed met een vreemde mengelmoes van heimwee, ontzag en een diep besef van nietigheid. Hoe vreemd die mengelmoes ook voelde, het kwam wel uit hemzelf en het was dus niet moeilijk om deze gevoelens ook in zijn duim te laten gonzen. Voor de Dichter des Vaderlands ligt dat anders. Die wordt zonder blikken of blozen gevraagd om een gedicht te schrijven dat gonst van het besef van het verstrijken van de tijd, maar ook van volleybal. Of een gedicht dat gaat over de teloorgang van sociale zekerheid, maar ook over Ermelo. Een vrolijk gedicht alstublieft, voor de vereniging van vrijwillige grafdragers in Overijssel, waar als het even kan ook nog aandacht wordt besteed aan die en die, die toch al tien jaar dat en dat doet, volledig onbezoldigd, zijn vrouw is ziek, zijn dochter geeft vioolles, kan dat er ook nog in? Lukt dat voor vijftig euro? Voor het einde van de week? Kan dat worden vormgegeven, want wij hebben daar niemand voor? Niet? ‘O’ zegt de voorzitter, de festivalorganisator, zegt de museumdirecteur met het lintje op zijn borst.

            De Dichter des Vaderlands herkent ondertussen zijn of haar eigen duim niet meer.

Ik weet dit allemaal, niet omdat ik in een ver, vreemd land stiekem Dichter des Vaderlands ben geweest, maar omdat ik mij zelf schuldig heb gemaakt aan het geven van dit soort opdrachten. In mijn geval vroeg ik Tsead om een gedicht te schrijven rondom het thema ‘grenzen van een verzameling’ maar dat ook moest gaan over Veilinghuis de Zwaan te Amsterdam, maar ook reflecterend op zijn functie als Dichter des Vaderlands. Graag vijf keer achter elkaar voorlezen Tsead, onversterkt, in een bloedheet zolderkamertje, voor publiek in groepjes van twintig man die allang overvoerd zijn met allerlei andere literatuur en we beginnen om half acht dus als je steeds tussen je voordrachten door een hap avondeten kunt nemen? Dankjewel.

Waarom willen al die mensen eigenlijk een gedicht? De aarde vroeg er niet om om onder een duim gevangen te worden. Een cynicus zou zeggen dat de mensen het voornamelijk willen omdat het zo chique staat. De auteur van een onlangs verschenen roman over dichters in Groningen stelde in een interview dat de dichters-scene eigenlijk hetzelfde is als de postzegelverzamelaars-scene en als je die vergelijking doortrekt is een gedicht van de Dichter des Vaderlands natuurlijk een uiterst zeldzame, dure en begeerlijke postzegel. Ik ben het alleen niet met die vergelijking eens. Gedichten zijn geen postzegels, ze worden door een veel grotere groep mensen gemaakt, ze kúnnen door veel meer mensen worden gemaakt en doordat ze door zoveel mensen worden gemaakt geven ze een uniek inkijkje in datgene wat er in al die verschillende mensen omgaat. Een postzegel kan niet de binnenkant van de mensen laten zien, een gedicht kan dat wel.

En hier komt de tweede taak van de Dichter des Vaderlands om de hoek kijken. Want de dichter helpt de mensen in zichzelf te kijken. De Dichter des Vaderlands helpt Nederland het deksel een beetje op te tillen, om licht op het binnenwerk te laten vallen, om vervolgens dat binnenwerk te vangen onder een klein stukje tekst. Soms doet de Dichter des Vaderlands dat met de mensen samen. Tsead deed dat bijvoorbeeld met ouderen in het project Portretten in Poëzie en met zijn bundel Springtij, die hij schreef naar aanleiding van gesprekken met TBS’ers. Maar er zijn momenten dat de Dichter des Vaderlands het in zijn of haar eentje moet doen, omdat het deksel maar een heel klein beetje open kan of mag en er extreem goede ogen nodig zijn om door de kleine kier naar binnen te turen en te zien wat daar binnen mooi is, maar ook wat daarbinnen rot. Daarom ben ik zo blij dat Lieke Marsman de nieuwe Dichter des Vaderlands is. Ze heeft daadwerkelijk de beste ogen van het land. Kijk maar naar haar prachtige gedicht ‘Tijd en expertise’ dat ze schreef naar aanleiding van een avond op Poetry International, maar ook de manier waarop ze zich, al ver voordat het nieuws werd, boos maakte over de manier hoe mensen bejegend worden die door ziekte of pech een uitkering nodig hebben. In één dappere blik vangt ze alles wat er onder het deksel zit.

Na twee jaar duimen en deksels ben je moe. Ik vermoed dat Tsead moe is. We kunnen dan ook niets beters doen dan Tsead naar een plek sturen waar er helemaal geen deksels zijn en het vangen onder duimen logisch en gemakkelijk gaat. Waar er geen Vaderland is, geen mensen die moeten worden geholpen met naar binnen kijken, maar een plek die wel zo’n hoog poëtisch gehalte heeft dat de afgezwaaide dichter zich er thuis zal voelen.

            Hierbij benoem ik Tsead Bruinja tot eerste Dichter des Vaderlands van de Maan. Dichter des Maans. En ik beloof plechtig dat ik elk fonds, elke instantie, elke regeringsleider aan zal schrijven, om te vragen of ze Tsead Bruinja bij de eerstvolgende missie mee naar boven willen nemen. En over twee jaar mag Lieke erachteraan. Zodat ze daar, in het melkachtige licht, af en toe, voor de lol een gedicht kunnen schrijven over hoe mooi de wereld opkomt.